

Periode 1891-1942
Reeds in haar eerste algemene vergadering op 8 april 1891 wist "Armenzorg" zich verzekerd van ruime steun van de Haagse burgerij.
Tot de vereeniging waren immers 2.253 contributie betalende gewone leden toegetreden en 182 begunstigers; samen 1,5% (!) van een totale Haagse bevolking van destijds rond de 160.000 zielen.
Kort daarop heeft H.M. Koningin-Regentes Emma het beschermvrouwschap van de vereniging aanvaard. Dit beschermvrouwschap is steeds weer overgegaan op de regerende koningin, tot op de dag van heden.
Vanaf het begin van "Armenzorg" is de eis gesteld dat hulp alleen na behoorlijk onderzoek in persoonlijk contact met de hulpbehoevenden kan worden verstrekt. Tot in de Tweede Wereldoorlog heeft de vereniging daartoe gebruik kunnen maken van een groot aantal vrijwillige huisbezoekers die onder leiding van een beoordelingscommissie de ingekomen aanvragen behandelden.
Voor werkverschaffing en onderwijs aan meisjes/vrouwen werd een naai- en breischool geopend. Daar werd niet alleen cursus gegeven in stoppen, verstellen, knippen en strijken, later zelfs nog in koken, maar werden ook kleren vervaardigd die vervolgens via een klerenmagazijn werden uitgedeeld respectievelijk verkocht. Voor jongens die eventueel op een ambachtsschool zouden kunnen worden geplaatst, werd een vaktekenschool geopend waar ook onderwijs in lezen, schrijven en rekenen werd gegeven.
"Armenzorg" groeide snel uit tot een gerenommeerde Haagse welzijnsinstelling.
Voortdurend werd gestreefd naar vermeerdering van inkomsten. Reeds sinds 1893 waren "Armenzorg"-busjes geplaatst in vele Haagse winkels. De opbrengst daarvan was echter bedroevend klein. Maar toen deze busjes in de huizen van de verenigingsleden werden geplaatst die daartoe toestemming hadden gegeven, leverden de daarin gestorte offers een niet onbelangrijke jaarlijkse bate.
In de crisisjaren tussen de twee wereldoorlogen bleef de vereniging van onmisbare waarde voor het Haagse maatschappelijk bestel. Helaas kon het draagvlak in die jaren niet worden gehandhaafd. Met spijt moest worden erkend dat ondanks de sterke groei van de Haagse bevolking (in 1916 reeds rond 320.000 inwoners) het aantal leden weinig of niet toenam en het gemiddelde contributiebedrag alleen was afgenomen.
In 1942 werd de vereniging opgeheven, met confiscatie van activa, omdat zij zich niet wilde onderwerpen aan de "Winterhulp"-dwang van de toenmalige Duitse bezetters.